Voorlezen deze kerst

Kerstmis is een perfecte tijd in het jaar om verhaaltjes voor te lezen. Het wordt eerder donker buiten en het is gezellig om binnen te zitten met het koude winterweer. Ga tijdens het voorlezen van de kerstverhalen lekker bij de kerstboom zitten. Pak warme chocolademelk met kerstkransjes om met zijn allen helemaal in de kerststemming te komen. Onderstaand vind je 3 mooie kerstverhaaltjes die je als ouders, opa of oma of zelfs oppas kunt voorlezen aan kinderen.  Extra handig is dat bij ieder verhaal een voorleestijd is opgenomen. Zo kun je van te voren inschatten hoe lang het duurt om het kerstverhaaltje voor te lezen. Veel voorleesplezier!

1. De sprookjestram

Voorleestijd: ca. 10 minuten

Leeftijd: vanaf 5 jaar

Als de andere kinderen vertellen wat hun vaders allemaal kunnen en waar zij werken, zegt Bart: “Mijn vader is tramconducteur. Maar een bijzondere!” En dan lacht hij heel geheimzinnig. Als de andere kinderen verder vragen, zegt Bart niets. Nee, geen woord meer.

In de adventsweken voor Kerstmis rijdt er namelijk een sprookjestram vol met kinderen iedere dag door de stad. De sprookjestram is een rode tram die beschilderd is met afbeeldingen uit sprookjes. En als hij stopt, stappen er twee mooie kleine engeltjes uit die de kinderen helpen instappen en dan mogen ze twintig minuten lang met de sprookjestram door de stad rijden. Je begrijpt dat ieder kind graag mee wil.

Daarom moet je soms lang wachten tot je eindelijk aan de beurt bent. Voorin op de bestuurdersplaats staat de kerstman die de tram veilig door de straten rijdt. Maar de kinderen zitten in de tram. Ze zingen en vinden het heel erg leuk. En ‘s nachts dromen ze vaak nog eens van de kerstman met zijn lange witte baard en zijn rode jas met rode capuchon, die de sprookjestram bestuurt.

Barts vader is trambestuurder. Maar met advent verkleedt hij zich als kerstman en rijdt de sprookjestram door de stad. Dat is een geheim wat Bart aan niemand verklappen mag.

Soms rijdt Bart ook mee. Maar niet zo vaak. Zijn vader wil niet dat hij voorgetrokken wordt.

“Het valt op, als aldoor dezelfde jongen meerijdt!” zegt zijn vader. “Dan worden de andere die maar één keer mee mogen, boos!” Bart fluistert zijn moeder iets in haar oor. Ze moeten allebei lachen.

De volgende middag als de kerstman in de tram stapt, komt er een kleine kerstman achter hem aan… Een kleine kerstman met een rode jas en een rode capuchon en een lange witte baard. Een echte kerstman, alleen kleiner dan vader. “Ik ga mee!” zegt de kleine kerstman, en zijn stem lijkt op die van Bart.

Maar Heleen, Barts kleine zusje, is verdrietig. En als de twee kerstmannen met de sprookjestram wegrijden, fluistert moeder zachtjes met Heleen.

De volgende middag, als de grote kerstman de tram in klimt, komen er twee kleine kerstmannetjes achter hem aan. “Wij gaan mee!” zeggen de kleine kerstmannetjes. En hun stemmen lijken op die van Bart en Heleen.

Bart heeft een vriend. Dat is Tobias. En Tobias heeft nog nooit in de sprookjestram gezeten. Altijd als de andere kinderen hem te vlug af waren, liep hij verdrietig weg. Maar nu mag Tobias ook mee met de sprookjestram. Niet één keer maar iedere middag, zolang hij maar wil. Dat heeft Bart bedacht. En zijn moeder moet erom lachen en knikt.

De volgende middag, als de grote kerstman in de sprookjestram stapt, komen er drie kerstmannetjes achter hem aan. “Wij gaan mee!” zeggen de kleine kerstmannetjes. En hun stemmen lijken op die van Bart en Heleen en Tobias.

Heleen speelt vaak met Eefje. Eefje is iets ouder. Bijna twee jaar ouder dan Heleen. Eefje woont in de flat boven Heleen. En Eefje gelooft af en toe in de kerstman. Maar ze wil wel mee in de sprookjestram. Heleen bedelt net zo lang tot moeder toch nog een keer ja knikt.

De volgende middag als de grote kerstman in de sprookjestram stapt, komen er vier kleine kerstmannetjes achter hem aan. “Wij gaan mee!” zeggen de kleine kerstmannetjes. En hun stemmen lijken op die van Bart en Heleen en Tobias. Eefjes stem is er ook bij. “Maar nu is het genoeg!” moppert de grote kerstman.

Alle mensen die de kerstman en de vier kleine kerstmannetjes voorin de sprookjestram zien staan, schudden verbaasd hun hoofd. En kleine Reinoud vraagt aan zijn moeder: “Bestaan er echt zulke kleine kerstmannetjes?”

“Dat zie je toch!” zegt zijn moeder en trekt hem met zich mee.

De volgende middag, als de grote kerstman in de sprookjestram stapt, komen er vijf kleine kerstmannetjes achter hem aan. “Wij gaan mee!” zeggen de kleine kerstmannetjes. En hun stemmen lijken op die van Bart en Heleen en Tobias en Eefje. De vijfde kleine kerstman zegt helemaal niets. Zij zit in een rolstoel en wordt door de anderen geduwd. “Zij is het kleine zusje van Tobias!” zeggen de vier kleine kerstmannetjes. “Dit is Nadine! En ze heeft nog nooit van haar leven in de sprookjestram gezeten!”

“Nu is het echt afgelopen!” zegt de grote kerstman en helpt de kerstmannetjes om de rolstoel met het vijfde kleine kerstmannetje in de sprookjestram te tillen. “Vanavond wil ik een ernstig woordje met jullie spreken,” zegt de grote kerstman. En een klein kerstmannetje met de stem van Bart zegt erg geschrokken: “O. o!”

‘s Avonds praat vader met Bart, Heleen en moeder. “Zo kan het niet langer!” zegt vader. “Zoveel kerstmannetjes kunnen niet met de sprookjestram mee. De sprookjestram is er voor kinderen!”

“Maar wij zijn toch kinderen,” zegt Bart zachtjes.

“Als er zoveel kerstmannen meerijden, is er geen plaats meer over voor de anderen,” zegt pappa. “En dat is niet eerlijk!”

Bart, moeder en Heleen moeten hem gelijk geven. “Maar Greetje en Manuela willen ook zo graag mee!” zegt Heleen. “En Stefanie en Andrea ook! Eén keertje maar!”

Bart zou zo graag zijn klas willen uitnodigen. Eén keer in zijn leven.

“Goed!” zegt vader tenslotte. “Aanstaande maandag ‘s avonds om zeven uur als er geen kleine kinderen meer meerijden mogen alleen maar kleine kerstmannetjes de sprookjestram in. Twee keer twintig minuten. Maar alléén aanstaande maandag en dan nooit meer!”

“Hoera!” roepen Bart en Heleen. En ze verheugen zich al op maandag, zeven uur.

Eindelijk is het zo ver! De mensen die op maandag tussen zeven uur en tien over half acht in de stad lopen, kunnen hun ogen niet geloven. Anders rijdt de sprookjestram om deze tijd al lang niet meer. Maar op deze maandag is de sprookjestram volgeladen met zevenendertig kleine kerstmannetjes en negen prachtige kleine engeltjes in witte jurken en sterretjes in hun haar. En voorin op de bestuurdersplaats staat de grote kerstman die de tram veilig door de stad rijdt.

“Kijk nou eens!” zegt de één tegen de ander.

Dinsdags staan de volwassenen en de kinderen om zeven uur klaar en wachten op de sprookjestram met de kleine kerstmannetjes. Ze wachten ook op woensdag en op donderdag. Dan geven ze het op.

“Jullie hebben ons sprookjes verteld!” zeggen de kinderen. Maar ze vragen aan de grote kerstman voorin op de bestuurdersplaats: “Was het echt waar?”

“Hmmm,” bromt de kerstman in zijn baard.

De kerstman geloven ze ook niet erg, zodat ze nog steeds niet weten of het waar was of niet. Alleen de zevenendertig kleine kerstmannetjes en de negen engeltjes die ‘s maandags tussen zeven uur en tien over half acht in de sprookjestram zaten, die weten het wel. Maar die verklappen niets!


2. Beertje Bas helpt de kerstman

Voorleestijd: ca. 8 minuten

Leeftijd: vanaf 5 jaar

Het sneeuwt. Dikke sneeuwvlokken dwarrelen langs het raam. Beertje Bas zit lekker warm binnen en staart naar buiten. Dan krijgt hij een goed idee: hij gaat sleeën vanaf de hoge berg!
Beertje Bas trekt zijn jas en laarzen aan en stapt naar buiten. Onder zijn voeten kraakt de verse sneeuw en alles in het bos is bedekt onder een dikke, witte laag poeder. Met zijn slee gaat hij op pad; het is een flink stuk lopen door het donkere bos. Gelukkig wordt alles door de prachtige witte sneeuw verlicht.
Onderweg ziet hij tussen de bomen plots iets roods glinsteren. Hij loopt ernaartoe en ziet dat het een pakje is.
Verderop ziet Bas iets blauws glimmen… daar ligt een geel ding en verderop, ja daar, daar ligt een groen pakje! Hij kijkt rond maar ziet niemand. Bas besluit de cadeautjes mee naar huis te nemen en stopt ze snel onder zijn jas…

Dan hoort hij ineens iemand met een zware stem mopperen: Nou, dat is niet zo mooi… Dat is helemaal niet zo mooi!’
Bas is nieuwsgierig en voorzichtig loopt hij op het geluid af. Wanneer hij ziet wie het is, schrikt hij zich een hoedje: de Kerstman! Hij doet een stap achteruit en een dikke tak breekt met een luide knap onder zijn poten. De Kerstman kijkt prompt op en roept hem: Hé hallo, dag Beertje Bas. Kun je mij misschien helpen?’
Beertje Bas krijgt een kleur en begint zenuwachtig te giechelen. Hij begrijpt meteen dat de cadeautjes van de Kerstman zijn! Wat moet hij nu doen?
‘Kijk,’ wijst de Kerstman om zich heen, al mijn cadeautjes zijn weggevlogen toen ik met mijn arrenslee in deze berg sneeuw landde. Ik mis er een paar. Heb jij soms nog gekleurde pakjes gezien?’

Bas denkt snel na: zal hij de waarheid zeggen of stiekem de cadeautjes voor zichzelf houden? Hij wil alles graag houden maar nee, dan hebben de andere kinderen morgen niets… Langzaam haalt hij de pakjes onder zijn jas vandaan.
Sorry, Kerstman. Ik wist niet dat ze van u waren,’ stottert Bas verlegen.
Geeft niets. Help maar even dan is het verder wel goed. ’Gelukkig is de Kerstman niet boos en opgelucht helpt Beertje Bas hem de pakjes weer op de slee te leggen. Wel jammer…
Bedankt voor je hulp, Bas. Zeg, heb jij nog wensen voor Kerstmis? Want eerlijkheid wordt altijd beloond.’
Bas krijgt een kleur, hij staart naar zijn poten en zegt dan verlegen: Ik zou graag een nieuwe politieauto willen, mét sirene.’

Hohoho,’lacht de Kerstman. Nou wie weet, Bas…’De Kerstman geeft hem een knipoog en stapt op zijn slee. Dan spoort hij zijn rendieren aan om te vertrekken.
Als Bas de volgende morgen beneden komt ligt er een mooi, rood pakje onder de kerstboom. Zijn naam staat er in sierlijke letters op geschreven. Bas maakt zijn cadeautje snel open en een prachtige witte politieauto komt tevoorschijn. De auto heeft blauwe knipperlichten én een loeiharde sirene! Dank u wel, Kerstman!’ lacht Bas blij.
‘Wat goed dat de Kerstman dat wist,’ zegt mama verbaasd.
‘Ja, mam,’ zegt Bas plechtig, want eerlijkheid wordt beloond!’

3. Luchtpost voor de kerstman

Voorleestijd: ca 10 minuten

Leeftijd: vanaf 4 jaar

Martijn en zijn moeder woonden in een dorpje hoog in de bergen. Ze waren arm. Martijn had geen vader. Martijns moeder was naaister, maar in zo’n klein dorp is er niet veel naaiwerk. Martijn ging elke dag na school naar het bos om hout te sprokkelen dat hij kon verkopen. Toch hadden ze maar net genoeg geld voor wat ze echt het allernodigst hadden.

Op een avond kwam de bakkersvrouw haar nieuwe rok halen. Ze legde drie geldstukken voor Martijns moeder op tafel en een boekje voor Martijn. “Het is maar een oude agenda. Maar er staan mooie plaatjes in.”

“Dank u wel!” zei Martijn blij. Hij ging met het boekje bij het flakkerende lampje zitten en bekeek de plaatjes. Het plaatje bij de maand december vond hij het mooist. Elk jaar komt de kerstman met zijn rendierslee vanaf de noordpool naar ons toe. Hij brengt cadeautjes mee voor alle lieve kinderen, stond eronder. Voor alle lieve kinderen? Ben ik dan niet lief geweest? vroeg Martijn zich af. Ik heb nog nooit een cadeautje van de kerstman gekregen.

“Mama, wat voor cadeautjes brengt de kerstman?” vroeg hij.

“Ik geloof dat hij geeft wat de kinderen graag willen hebben,” antwoordde zijn moeder. Ze wreef in haar ogen. “Ik zou best een nieuwe lamp willen hebben. Dan zou ik beter licht hebben om bij te naaien. Kom Martijn, we gaan slapen.”

Maar Martijn sliep helemaal niet lekker. Hij moest de hele tijd aan de kerstman denken. Misschien had de kerstman hem nog nooit een cadeautje gebracht omdat hij niet wist wat Martijn wilde hebben. Dat kon toch? Maar hoe moest Martijn de kerstman laten weten wat hij graag wilde hebben? Ach, het had ook allemaal geen zin. Verdrietig trok Martijn de deken over zijn hoofd.

De volgende ochtend kwam Martijn Dirk, de voerman tegen. “Ik heb wat voor je meegebracht,” fluisterde Dirk geheimzinnig. Hij hield iets achter zijn brede rug verstopt. “Wat dan? Een snoepje? Of een paardje van houtsnijwerk?” raadde Martijn. “Fout! Helemaal fout!” lachte Dirk. Op dat moment ging achter hem bol en rood de maan op. “Een ballon!”

“Die heb ik op de kermis in Urma voor je gekocht,” vertelde Dirk. “En er zit speciale lucht in, waardoor hij kan vliegen.”

Voorzichtig pakte Martijn het touwtje vast. Hij was er stil van. Dirk streek Martijn door zijn haar. Toen klom hij weer op zijn slee.

Dolblij met zijn mooie ballon liep Martijn weg. Die middag sprokkelde hij geen hout. Hij zat op het hek om de schapenwei en keek naar zijn ballon. Hij kon zijn ogen er niet van afhouden. Zo rood als de jas van de kerstman en zo rond als zijn buik. En hij danste zo mooi in de wind! Als Martijn het touwtje los zou laten, zou hij tot in de hemel vliegen. Of naar de noordpool. Opeens begon Martijns hart sneller te kloppen. Misschien kon de ballon zijn wensen naar de kerstman brengen! Martijn sprong van het hek en liep naar huis. Daar scheurde hij voorzichtig een blaadje uit zijn schoolschrift. Hij schreef een lange brief:

Lieve kerstman,
Ik heet Martijn en ik ben acht jaar.
Ik heb een plaatje van u in een agenda gezien en ik heb een paar wensen. Wilt u alstublieft een lamp voor mijn moeder brengen? En ik zou graag warme laarzen willen hebben. Mijn schoenen zijn zo koud in de winter. En graag ook warme handschoenen. De mijne zijn zo dun geworden.
Als ik maar één ding mag vragen, brengt u dan de lamp alstublieft.
Ik hoop dat u mij kunt vinden.
Ik woon in Strenca op de berg.
Kom alstublieft!
Uw Martijn.

Martijn vouwde de brief op en bond hem aan het touwtje van de ballon. Toen klom hij de berg achter het dorp op, helemaal tot de top.

Lang staarde Martijn in de verte. Waar zou de noordpool zijn? Moest hij zijn prachtige ballon nu echt laten gaan? Maar het was de enige manier om zijn brief bij de kerstman te krijgen. Martijn keek nog een keer of de knoopjes allemaal goed vast zaten. Toen drukte hij een kus op de dikke wang van de ballon en liet hem los.

Maar de koude bergwind blies niet naar het noorden. Hij kwam juist uit het noorden, en hij blies Martijns ballon naar het zuiden. Over bossen, bergen en dalen tot aan de zee. Aan de rand van een grote stad had de ballon niet genoeg kracht meer om verder te vliegen. Hij zweefde langs een dak naar beneden en kwam in een tuin terecht.

Even later kwam de oude Thijs uit zijn huisje. Hij zag de leeggelopen ballon. “Wat is dat voor rommel,” bromde hij. Thijs was vaak brommerig sinds zijn vrouw gestorven was. Dat kwam doordat hij zich zo eenzaam voelde. Toen zag Thijs Martijns brief. Hij vouwde hem open en las hem. “Hij wil wat van de kerstman hebben,” snoof de oude man. “Ha! Wat verbeeldt die verwende aap zich wel! Wensen heb ik ook!” Thijs verfrommelde de brief en gooide hem in de vuilnisbak.

Maar die nacht sliep Thijs niet goed. Hij moest steeds aan de kerstman denken. Hij had vroeger ook wensen gehad, kinderen, kleinkinderen – en toch was hij helemaal alleen. En die Martijn was misschien toch niet zo’n verwend kereltje. Laarzen, handschoenen en een lamp voor zijn moeder. Welk kind vroeg nou zulke dingen aan de kerstman?

Heel vroeg in de ochtend stond Thijs op. Hij haalde Martijns brief weer uit de vuilnisbak. Strenca. Waar lag dat eigenlijk?

Twee dagen later stond er een wonderlijke, oude man op het station van Urma. Hij had een rode jas aan en hij had een zak vol pakjes bij zich. Boven zijn hoofd danste een rode ballon. “Hoe kom ik in Strenca?” vroeg de wonderlijke oude man. “Daar kun je nu alleen met een paardenslee komen,” antwoordde de stationschef. “Hé, Dirk, kom eens hier. Deze heer wil naar Strenca.”

Een paar uur later werd er bij Martijn op de deur geklopt. En toen kwam de kerstman binnen. Echt, heus waar – de kerstman! Hij had met bont gevoerde laarzen en heerlijk warme wanten voor Martijn bij zich. En een lamp die veel licht gaf voor Martijns moeder. Fruit en snoepgoed. En de prachtige kerstballon had hij ook teruggebracht!

De kerstman bleef de hele nacht bij Martijn. Hij hield zijn hand vast tot hij in slaap gevallen was. Daarna praatte hij heel lang met Martijns moeder.

Toen het de volgende ochtend licht werd, laadden ze een bundel kleren, de nieuwe lamp en de naaimand op Dirks slee. Toen gingen ze naar het station van Urma.

Nu wonen Martijn en zijn moeder bij Thijs. Elke dag speelt Martijn na school in de tuin. De oude Thijs kan weer lachen en Martijn en zijn moeder noemen hem ‘opa’.

Elk jaar als het Kerstmis wordt, kopen Martijn, zijn moeder en Thijs een rode ballon. Dan schrijven ze de kerstman een bedankbrief en binden hem aan het touwtje. Daarna laten ze de ballon vliegen – over dalen, bergen en bossen naar de noordpool.